Deel dit artikel..
Een nieuw begin: mijn weg naar mezelf
Als ik terugkijk op de jaren tachtig en waar ik nu sta in 2025, voelt het verschil minder groot dan je misschien zou verwachten. Niet omdat er weinig is veranderd, maar omdat het weinig toevoegt om dat voortdurend te benoemen. Het leven gaat door. Sommige hoofdstukken laat je achter je, omdat terugbladeren alleen maar pijn of verwarring oproept. Ik heb destijds heel bewust mijn “oude schepen” verbrand. Mijn leven begon eigenlijk pas toen ik zeventien was.
Een jeugd die geen leven voelde
Voor mijn zeventiende voelde ik me nooit écht aanwezig. Ik leefde, maar het voelde niet als míjn leven. Pas tussen mijn zeventiende en achttiende kwam er langzaam ruimte om te ademen. Dat moment ontstond toen ik bij mijn huisarts kwam met steeds terugkerende, pijnlijke ontstekingen die uiteindelijk stress bleken te zijn. Toen ik eindelijk mijn verhaal durfde te vertellen over dat ik vanaf mijn kleuterschool periode er niets van begreep waarom mijn moeder mij als een meisje gekleed naar school liet gaan, en als kind ontdekte dat mijn naam een meisjes naam was, mij altijd hebt geschaamd veranderde er iets. Mijn huisarts pakte een briefje uit zijn lade en zei:
“Dit nummer moet je bellen. Op de genderpoli in het VU Amsterdam kun je je verhaal kwijt. Je loopt hier eigenlijk al veel te lang mee rond.”
Hij vertelde dat het wetenschappelijk was vastgesteld dat er meer mensen zoals ik waren, dat er een naam voor bestond, en dat het niet “tussen mijn oren” zat. Ik was verbijsterd. Buiten, op mijn fiets, riep ik opgelucht én ongelovig:
“Tering tandjes… er zijn meer mensen zoals ik?!”
De eerste stap: kiezen voor jezelf
Een week later zat ik in het VU. Op mijn eerste dag werd ik ingeschreven als “de heer …”. De vraag kwam direct: “Heb je al nagedacht over een nieuwe naam?” Nee. Dat was iets waar ik nog niet eens over had nagedacht. Voorlopig hielden we het bij “de heer puntje puntje puntje”.
Maar daarmee kwam ook het moment om mijn omgeving te vertellen wat er speelde. Hoe zouden mijn ouders reageren? Mijn familie? Mijn vrienden? Al snel kwam ik op een tweesprong terecht: tegemoetkomen aan mijn ouders, die het er zichtbaar moeilijk mee hadden, en het totaal niet begrepen of eindelijk voor mezelf kiezen. Ik koos voor mezelf. Ik kón de oude rol niet langer dragen. Dan voorlopig maar zonder ouders, ondanks ik het bleef proberen om mijn gevoelens uit te leggen maar zij zagen het als bewust je lichaam verminken. Contact ging daardoor moeilijk, er werden geen vragen gesteld alleen maar verwijten, zij hadden verdriet en door het verdriet voelde het nog steeds als een twee splitsing. Ik kan zo niet verder, ik ga deze weg in.
De last van verwachtingen
Zelf kiezen betekent niet dat de weg makkelijker wordt. Integendeel: de omgeving kan je doen wankelen. Sommige ouders, familieleden of vrienden willen er niets over horen. Dat maakt het extra zwaar tijdens een al emotioneel en lichamelijk intensieve periode.
Geef ouders tijd
Voor hen voelt het vaak alsof ze afscheid moeten nemen van een zoon of dochter. Ze hebben geen controle, en dat kan beangstigend zijn. Maar wat vaak vergeten wordt: uiteindelijk krijgen ze een gelukkiger kind terug. Verlies van contact is een keuze en soms duurt het jaren voor er weer verbinding ontstaat, zoals in mijn geval. Ondanks ik mijn transitie op zeer jonge leeftijd alleen hebt doorstaan zonder ouders, op m'n 17e. Ik was niet de enige namelijk die geen contact had met je ouders. Ik hoorde het regelmatig van leeftijdsgenoten die in zo'n zelfde situatie zaten. Je ouderlijk huis had verlaten en ergens op een etage of kamer zelfstandig woonde. Ja, sommige van ons stonden al vroeg op eigen benen en hadden tot diep in de nacht gesprekken tijdens de overnachtingen in het VU. Vaak herkenning, je steunde elkaar, er werd gehuild maar ook gelachen en heb iedere operatie ervaren als een feestje. En spijt? Ik heb nooit een moment van spijt gehad. Ondanks de complicaties. Mijn leven is alleen maar verbeterd. Het was de juiste en de beste beslissing die ik voor mezelf destijds hebt gemaakt. Ja, ik ben gewoon ontzettend blij met mijn nieuwe leven. Zoals Robin Hurken het zo mooi kan omschrijven:
In transitie gaan, is als een blinde die voor het eerst in zijn leven kan zien, als een dove die eindelijk kan horen.
Het contact met mijn ouders bleef een knipperlicht-relatie. Zo ging er weer eens 10 jaar voorbij en nam ik maar weer contact op om te kijken hoe het contact dan verliep. Na bijna 30 jaar is de relatie met mijn moeder volledig hersteld en is de band enorm versterkt. Op haar 70e werd er eindelijk voor het eerst echt gepraat, ze voelde zich schuldig en vond dat ze een slechte moeder is geweest omdat ze een groot deel van mijn leven had gemist. Alles is toen uitgepraat, alles is gezegd en hebben samen gehuild. Het was goed zo. "We sluiten dat hoofdstuk af mam, we gaan nieuwe herinneren maken samen". En tot op de dag van vandaag is de band alleen maar meer versterkt. Voor sommige ouders is het misschien niet voor te stellen, hoe kun je nu je kind afvallen terwijl het er niet om heeft gevraagd zo geboren te zijn. We spreken over een tijd van 1987, niemand had er ooit van gehoord, tijdens mijn transitie jaren kwam het Vu pas naar buiten om genderdysforie meer onder de aandacht te brengen in de media. Dus, ja... Het was totaal nieuw en er werd toen gedacht, het is vast een fase.
Koester wie wél blijft
Juist daarom is het belangrijk om te koesteren wie er wél aan je zijde staat. Wie jou ziet, begrijpt en ondersteunt. Het probleem ligt niet bij jou. Je kiest niet zomaar voor “een ander geslacht”; je kiest ervoor eindelijk te stoppen met een rol aan te nemen die nooit de jouwe was. Onbegrip ligt bij de ander, vaak door onwetendheid, angst of het onbekende, zeker voor die tijd.
Waarom zou ik twee keer uit de kast moeten komen?
Na mijn transitie ben ik mijn leven opnieuw gaan invullen, ik ben gaan werken in de zorg en op veel latere leeftijd mijn opleiding afgerond en diploma behaald. Mijn verleden heb ik voor mezelf gehouden omdat begrip nog ver te zoeken is, zelfs als ik moet spreken over het jaar 2000 en erna, want je leert mensen kennen. Ondanks dat mensen of collega's je verleden niet weten hoor je toch verhalen hoe erover genderdysforie gedacht en gesproken wordt, vaak hoor je onbegrip, het invullen wat we allemaal doen, zowel de persoon met genderdysforie als de buitenstaander. Het niet begrijpen waardoor er vooroordelen ontstaat. Dus, ik hield het stil in mijn nieuwe leven en in mijn werk. Ik heb altijd zo gedacht, "waarom zou ik 2 keer uit de kast moeten komen? Het voegt helemaal niets toe, collega's en vrienden zien me als de persoon wie ik ben en dat wil ik bewust zo houden". Betreft mijn ouders wel en niet contact, heeft veel met mij gedaan, vooral toen ik ouder werd en richting de 50 jaar ging en steeds meer moeite kreeg om met mijn geheim rond te lopen. Toen mijn moeder zelf na 12 jaar na het laatste contact, contact met mij opnam, hakte dat er behoorlijk bij me in.
Een nieuwe baan
Ik werkte net een aantal weken als begeleider voor mensen met psychische aandoeningen en autisme. Al snel merkte mij op dat binnen de organisatie een aantal cliënten wonen met genderdysforie. Vanuit collega's hoorde ik best wel dat het veel vragen opriep want hoe is het om geboren te zijn in een lichaam die niet bij jou hoort, en welke strubbelingen dat dagelijks geeft. Genderdysforie in de zorg is nieuw, het is ingewikkeld, kan complex zijn en we weten er nog zo weinig over. Tja, wat ga ik doen? Het voelde voor mij niet goed om langer met mijn geheim rond te lopen. Als ervaringsdeskundige en zorgprofessional stond ik plotseling aan beide kanten. Hoe fijn zou het zijn als ik mijn expertise kan gebruiken voor binnen de organisatie en hoe fijn zou het voor cliënten als zowel deelnemer(s) zijn als er een begeleider is die hen beter begrijpt. Ik heb er niet lang over na hoeven denken om deze stap te zetten en ben in mijn werk naar buiten getreden over mijn transitie wat bijna 30 jaar geleden achter mij lag.
De laatste jaren zie ik de zorgvragen rondom genderdysforie duidelijk toenemen. En elke keer wanneer een jongere of een ouder volwassene met vragen bij me komt, realiseer ik me opnieuw hoe groot de behoefte aan begrip is. Want wat betekent het eigenlijk als je je niet thuis voelt in je eigen lichaam? En hoe help je iemand die nog geen woorden kan vinden voor wat er van binnen speelt?
In mijn werk als ervaringsdeskundige en zorgprofessional merk ik hoe essentieel het is om deze vragen met aandacht en openheid te benaderen. Mijn eigen ervaring met genderdysforie helpt me daarbij enorm. Het maakt dat ik niet alleen uitleg kan geven op collega's, maar ook echt mee kan voelen waar de cliënt mee komt. Cliënten vertellen me vaak dat het een opluchting is om met iemand te praten die hen beter begrijpt — iemand die niet alleen professioneel, maar ook persoonlijk weet wat genderdysforie is.
In mijn baan word ik gelukkig niet alleen gezien, maar ik ben ook echt omarmd als ervaringsdeskundige. Niet alleen door collega's maar ook door bewoners die geen genderdyforie hebben. Er wordt heel goed onderling met respect mee omgegaan. Dat voelt waardevol. Het geeft me de ruimte om collega’s mee te nemen in mijn kennis en ervaring, en om in casussen nét dat ene stukje extra context te bieden dat het verschil kan maken.
Voor veel mensen is genderdysforie namelijk nog onbekend terrein. En dat snap ik; het is een thema waar je pas echt grip op krijgt wanneer iemand het je uitlegt, of wanneer je een verhaal hoort dat je raakt. Je vindt dat niet op internet. Daarom vind ik het belangrijk dat zorgpersoneel beter begrijpt wat er in een cliënt kan omgaan: hoe het voelt, hoe het dagelijkse leven kan zijn met een lichaam dat gevoelsmatig niet klopt, en hoeveel moed het vraagt om dat uit te spreken.
Door mijn verhaal te delen, hoop ik dat bewustwording groeit. Want praten over genderdysforie is niet alleen belangrijk voor jongeren en volwassenen die zoeken — maar ook voor iedereen in hun omgeving die hen wil steunen. Op deze manier probeer ik mijn steentje bij te dragen, stap voor stap, gesprek voor gesprek. Zodat we samen kunnen zorgen dat steeds meer mensen begrijpen wat genderdysforie is, en wat het voor sommige kan doen om ineens écht gezien te worden, want ook daarvoor zal je stevig in je pantoffeltjes moeten staan om daar klaar voor te zijn. Het moet goed en vertrouwd voelen. Hoe kijkt een zorgorganisatie naar cliënten met genderdysforie, is er openheid, is er begrip, kan iemand zichzelf zijn, hoe kan ik cliënten met genderdysforie beter begrijpen, een vertrouwensband opbouwen, hoe wordt een cliënt ontvangen. Kortom, hoe is de zorg klimaat etc. etc. Het zijn belangrijke punten.
Zorgpersoneel (empatisch vermogen)
Als zorgwerknemers hebben we vaak een gevoelige kant in ons, het willen zorgen van mensen kies je niet voor niets als beroep. Probeer je eens voor te stellen dat je 's morgens wakker wordt en je bevindt je ineens in een mannenlichaam met hetzelfde vrouwelijke brein, jouw inthentieke 'ik', incl. testosteron. Of andersom; je brein is mannelijk en je wordt wakker in een vrouwenlichaam, incl. oestrogeen. Omgeving ziet jouw ineens als een man. Probeer dat eens voor te stellen en onder woorden te brengen naar jou omgeving dat je in een ander lichaam zit dat niet van jou is. Omgeving reageert, "waar heb jij het over, gaat het wel goed met je?"
Je mag een jaar vertoeven in dat lichaam en niemand snapt je. Je snapt er zelf ook helemaal niets van en wilt je oude lichaam (leven) terug. Maar dat krijg je pas over een jaar. Voor mensen met genderdysforie is dat een heel leven lang, vanaf geboorte tot de dood. Hoe het kan dat mensen met genderdysforie dit ervaren, is de wetenschap nog lang niet zover. Heel eerlijk? De wetenschap snapt eigenlijk geen reet van ons maar zorgt er gelukkig wel voor dat je leven een stuk plezieriger en draaglijker wordt, net zoals dat van ieder ander. Je moet tenslotte zelf de slingers ophangen 🎉🥳 Wat ik voornamelijk zie is, dat wij als mensen een verklaring willen. Soms is de wetenschap gewoon nog niet zover om een verklaring te vinden, wat gebeurt er dan onder ons collectieve brein, mensen gaan zelf een verklaring bedenken met allerlei onzinnige scenario's waar uiteindelijk een enorme ruis gaat ontstaan. Je ziet het binnen het religieuze voornamelijk heel sterk toenemen. Soms moet je dingen gewoon laten zoals het is, laat het rusten, niet alles is verklaarbaar.
Wat je ook doet:
Doe jezelf één belofte:
Love yourself,.. laat jezelf nooit en te nimmer in de steek.
Kies. Altijd. Voor Jezelf.
Scroll verder naar beneden naar artikel de (echte) pioniers die het werkelijke werk hebben verricht om ons een leven te geven wat draagzamer werd dan ooit te voren. Het gender team aan de Vu te Amsterdam vanaf de jaren 70.
JT
#06 - Andere Tijden
Leestijd: 8 minuten
Geboren in het verkeerde lichaam, tot in de jaren ’70 was er veel onbegrip en onkunde over transseksuelen. Artsen die wilden helpen, werd verweten dat ze sneden in een gezond lichaam. Hun patiënten zouden geestelijk in de war zijn en dus voer voor psychiaters, niet voor hormoonartsen en chirurgen. In veel steden was het volgens een politieverordening verboden zich openbaar te vertonen in kleding van het andere geslacht. Pesterijen en vernedering waren voor sommigen een bijna dagelijkse praktijk. Halverwege de jaren ’70 veranderde alles snel. Het VU ziekenhuis in Amsterdam kreeg de eerste transgenderkliniek ter wereld met een eigen hoogleraar transseksuologie. De pioniers van toen vertellen hun soms schokkende verhaal.
Links: onbekend - boven links: coördinator Jos Megens - midden: Proffessor hoogleraar Louis van Gooren - rechts: psycholoog Bram Kuyper
In het verkeerde lichaam geboren
Binnenkort hoeven transgenders die officieel van geslacht willen veranderen geen verplichte operatie meer te ondergaan. De huidige wet, ingevoerd in 1985, eist dat nog wel. Niet meer in staat zijn om kinderen te verwekken of te baren, daar ging het om. Nu wordt dit beschouwd als gedateerd, maar toen betekende de wet een hoogtepunt in de strijd om erkenning. Nederland zette zichzelf internationaal op de kaart: de staat erkende officieel transseksuelen en vergoedde bovendien de medische zorg vanuit het ziekenfonds.
Wie waren deze artsen die hun nek uitstaken, nota bene bij het gereformeerde VU-ziekenhuis? Wat betekende het voor de patiënten van toen om de eerste 'goedgekeurde' transseksuelen te zijn, en lukte het om een plek in de samenleving vinden?
VU ziekenhuis in de jaren '70
Genderdysforie, of, zoals het toen heette ‘transsexisme’, was tot in de jaren '70 van de vorige eeuw niet algemeen bekend in Nederland - laat staan geaccepteerd. Veel verder dan sensationele berichtgeving kwam men niet. Verbazing en nieuwsgierigheid waren nog milde reacties; afschuw en afwijzing kwamen vaak voor. In de beeldvorming waren transseksuelen óf prostituees die het nachtleven voorzagen van een pervers randje óf psychiatrisch ernstig getroubleerde mannen. Dat er ook vrouw-naar-man transseksuelen bestonden, dus geboren meisjes, leek bijna niemand te weten.
Electroshocks
Transseksuelen die in de jaren '60 en '70 te maken kregen met psychiaters, hadden vaak weinig goeds van hen te verwachten. Transseksualiteit stond officieel te boek als een ‘monosymptomatische psychose’. Er werd gewerkt met elektroshocks, met eindeloze therapieën. De overtuiging tot het andere geslacht te behoren moest uit het hoofd worden uitgepraat. Ondertussen zochten vooral de man-naar-vrouw transgenders hun eigen weg. Aaicha Bergamin, 81 jaar oud: “Homofiel met een trauma. Dat werd mij letterlijk verteld door een psychiater, die mij insloot in Heiloo. Op verzoek van mijn moeder. Dat het wel te genezen was, want ik was een homofiel met een trauma. Ik moest daar blijven tot ik 21 jaar oud zou zijn. De volgende dag ben ik gevlucht en naar Parijs gelift. En daar kwam ik in het nachtleven terecht.”
Aaicha Bergamin, transgender
Heksenjacht door de politie
Transgenderpioniers als Aaicha kochten vrouwelijke hormonen op de zwarte markt. Voor geslachtsoperaties was Casablanca of Londen het aangewezen adres. Een keuze voor jezelf betekende automatisch een keuze tegen de maatschappij en een enkeltje richting outcasts. Het was vrijwel onmogelijk om een normale baan krijgen. In het onwaarschijnlijke geval dat je door collega’s werd geaccepteerd, had je nóg de juiste papieren niet.
Die niet-kloppende registratie vormde zelfs een probleem voor de Amsterdamse transvrouwen uit het cabaret of de prostitutie. Een APV (Algemene Plaatselijke Verordening) verbood namelijk ‘het zich in het openbaar vertonen in kleding van de andere kunne’. De politie greep dit aan om transseksuele prostituees lastig te vallen. Als een lolletje, een verzetje op een rustige avond.
Aaicha Bergamin onderging dit voortdurend: “Ik werd dan meegenomen door de politie, met mijn handen op mijn rug geboeid en dan werd ik ontkleed in de wachtkamer van de politie, waar allerlei politiemensen bijstonden. Mijn slipje en mijn beha werden afgenomen. Ze lachten me uit: “Kijk eens! Ze heb tieten!”
Genderstichting
In de vroege jaren '70 trokken enkele bevlogen individuen zich de uitzichtloze positie van transgenders aan: Otto de Vaal was een hormoonarts en toxicoloog die bekend stond om zijn progressieve instelling. Hij raakte gefascineerd door transseksualiteit en werkte nauw samen met psycholoog Anton Verschoor, die verbonden was aan het VU-ziekenhuis. Samen met de advocaat Frans van der Reijt richtten ze de Nederlandse Genderstichting op, om te ijveren voor medische, psychische en juridische hulp voor transgenders. Ondertussen begon de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, de NVSH, een zelfhulpgroep Travestie en Transseksualiteit (T&T) - elke woensdagavond op de Blauwburgwal in Amsterdam. Hier vonden veel transvrouwen voor het eerst een luisterend oor van lotgenoten.
Misslag
Frans van der Reijt was een jonge advocaat, die zich verdiepte in de juridische mogelijkheden om in het bevolkingsregister de m in een v te veranderen, of andersom. “Ik ben toen gaan snuffelen in de wet en vond daar een artikel dat zogenaamde ‘misslagen’ in geboorteaktes verbeterd konden worden. Met dit wetsartikel kon een transgender een rechtszaak beginnen.
Rechters hadden vaak hun bedenkingen bij de argumentatie, maar stemden vaak uit coulance toe. Tientallen zaken werden door Van der Reijt gevoerd - en meestal gewonnen. Totdat de Hoge Raad in 1975 besloot dat dit misbruik van een wetsartikel zo niet langer kon. Een commissie ging bestuderen of een speciale wet voor geslachtswijziging gewenst was. Het zou uiteindelijk nog tien jaar duren voor het zover was. In de tussentijd was het voor transseksuelen onmogelijk om voor de wet van geslacht te veranderen.
Ondertussen zag op het VU ziekenhuis de nog jonge hormoonarts Louis Gooren voor het eerst transseksuelen op zijn spreekuur. Het was 1975. Samen met de coördinator van de polikliniek Andrologie, Jos Megens, koos hij ervoor om het spreekuur uit te breiden.
Gooren: "Het was totaal nieuw in de geneeskunde. In het begin was het dan ook een hap-snap beleid: hoe kunnen we deze mensen dat geven wat ze nodig hebben, en hoe kunnen we dat op een manier doen die ook acceptabel is. Ook al was de rol van de VU bij toeval ontstaan, toch kreeg de genderpoli hier langzamerhand een stevige basis."
Enkele ziekenhuisprominenten, waaronder toenmalig directeur Maats, schaarden zich achter de behandeling. Cruciaal was de rol van gerenommeerd plastisch chirurg professor Bouman. Als lid van de commissie ethiek, hamerde hij op het motto van de VU ‘Medicina Misericordiae Ministra’: de geneeskunde is de dienares der barmhartigheid. Zelf verfijnde hij de operatietechniek voor genitale geslachtsverandering. Nu hoefden de transseksuele patiënten niet meer naar het buitenland.
Ivo, in 1950 geboren als meisje, meldde zich in 1984 bij het Genderteam.
“Ik had nog nooit iemand gezien die mijn gevoelens had. Of die er uitzag zoals ik. Mijn moeder zei wel eens: "joh, je loopt als een man." Dan dacht ik: je moest eens weten hoe ik me voel aan de binnenkant."
Eind jaren '70, begin jaren '80 was er meer bekendheid gekomen voor het fenomeen transseksualiteit. Louis Gooren en Jos Megens van het Genderteam kwamen op televisie, in praatprogramma’s zoals dat van Sonja Barend en Rondom Tien. De volgende dag stond de telefoon bij de VU dan roodgloeiend. Jos Megens: “We kregen een golf van patiënten die door de eerste televisie uitzendingen dachten: dat ben ik, maar ik durf daar niet mee naar buiten te komen. Dus mannen die op het spreekuur kwamen maar die bang waren hun werk te verliezen. Die bang waren hun gezin te verliezen.”
Zo kwamen er meer patiënten die geen outcasts waren geweest, maar juist deel van de samenleving uitmaakten. Dit leidde tot andere problemen. Was een nieuw leven mogelijk met behoud van partner, kinderen en dezelfde baan? Werkgevers en collega’s wilden of konden er vaak niet mee omgaan.
Emancipatie
Begin jaren '80 werd de roep om erkenning steeds luider. In 1985 werd de wet op geslachtswijziging met 144 stemmen voor aangenomen. De 6 tegen kwamen van de kleine christelijke partijen.
De juridische kant was nu geregeld. Maar hoe zat het met de behandeling zelf? Die was niet voor iedereen toegankelijk omdat niet alle verzekeraars de kosten vergoedden. Uiteindelijk besloot de Nederlandse overheid om één lijn te trekken en nam het op in het ziekenfondspakket.
Wereldwijd nam Nederland op dit terrein duidelijk het voortouw. In 1988 werd Louis Gooren de eerste hoogleraar transseksuologie ter wereld.
Hiermee leek Nederland haar progressieve signatuur te beklinken, in ieder geval vanuit officiële zijde. De realiteit op straat is altijd nog een andere. Toch lijkt ook daar de acceptatie van transseksualiteit een stuk beter te zijn dan vroeger. Maar zoals Aaicha Bergamin zegt: “Ik heb mijn leven lang moeten vechten, eigenlijk ben ik nog steeds aan het vechten. Want er wordt nog steeds gezegd: dat is een omgebouwde kerel. Dan zit je rustig aan de bar met iemand te praten en dan wordt ie even apart geroepen: dat is een omgebouwde kerel, dat is een poot. Nog steeds! Wanneer eindigt dat?”
Samenstelling en regie: Erik Willems
Research: Alex Bakker
Uitzending: zo 8 dec 2013, 21.20 uur, Nederland 2.
Aaicha Bergamin
Ati
Vroeger Aad
Jos Megens
Transgenderteam VU
Louis Gooren
Hoogleraar transseksuologie
30 min